DE JALOERSHEID


“De jaloersheid”, een gevoel van verborgen droefheid vol schaamte, waarover we iets goeds en iets negatiefs kunnen  vertellen. Het negatieve element is, dat wij allemaal iets of wat jaloersheid in ons dragen,  waarvan we niet bewust zijn. Het positieve is, dat er een hulpmiddel bestaat (dat zien we in dit artikel)... Deze bekrompen droefheid duikt op zonder te verwittigen en bijt diep in ons hart. Het is een knagende bitterheid, die ons ondermijnt en de omgeving besmet. De afgunst is lelijk, kleinzielig en kleingeestig. Samen met de hoogmoed is het de meest voorkomende zonde. “Wanneer een mens er zich bewust van wordt dat hij een zekere bekwaamheid niet heeft, schrijft Montesquieu, is de jaloersheid zijn schadevergoeding.” Wie afgunstig is wordt droef omdat de andere iets bezit wat hij niet heeft: zijn bekwaamheden, zijn eer, zijn rijkdom, zijn echtgenoot... enz.

3.1. Kenmerken

Droefheid om wat de andere is.

De psychanalisten gaan nog verder. De jaloerse mens is niet jaloers op wat de andere heeft, maar op wat hij is. De traditionele moralisten ontkenden dit subtiel verschil niet, wanneer zij onderscheid maakten tussen afgunst - wat betrekking heeft op zaken - en de jaloersheid - die op personen gericht is. Jean, 3 jaar en Ludovic, 5 jaar, spelen samen. Het is tijd voor het vieruurtje. Moeder geeft een boterham aan de jongste. Ludovic wordt woedend:” En ik?” Dat is niet juist.- De uwe breng ik aanstonds”. Enkele minuten later geeft moeder een boterham aan de oudste, maar hij weigert hem aan te nemen:” Neen, zegt hij, ik wil die van Jean”. Ludovicus eist minder het voorwerp van genot, dan het genot dat de jongste geniet. Hij kan niet verdragen dat deze van iets geniet, zonder dat hij, Ludovic, er het eerst en het meest van genoten heeft. Het gaat nog verder, hij wil de enige zijn die in het centrum van moeders tederheid staat. Hij zal het maar rechtvaardig vinden, indien hij een grotere hoeveelheid ontvangt dan zijn broer. Zo gaat het ook bij de volwassene die jaloers is. Volgens de H. Augustinus,” is hij bang  dat de andere hem evenaart of  lijdt hij onder de gelijkschakeling.”

Een gebrek aan zelfliefde

Sedert de zondeval sluimert in elkeen van ons een Kaïn- de eerste jaloerse. Zet Valentine, 2 jaar en half, tussen andere kinderen: binnen de vijf minuten zal er op de zandhoop een oorlog uitbreken in verband met een emmer die men afgenomen heeft. De jaloersheid duikt op wanneer men het geluk van de andere ziet. Maar zoiets zou ons niet ontredderen indien er in ons geen leegte bestond. Verloofden die vol zijn van geluk, lijden niet onder het geluk van anderen, integendeel, het vermeerdert hun eigen geluk. Omgekeerd, hoe dieper men een gemis aan liefde ervaart, hoe sterker de jaloersheid in ons hart zal knagen. Wat ontbreekt er bij iemand die jaloers is? Het is niet zozeer dat of dat voorwerp, maar de waardering van zijn eigen wezen. In een van zijn romans toont Mary Higgins Clark een prachtige jonge dame en in de loop van de avond komt er een verrukkelijk wezen te voorschijn.Al de aanwezigen draaien zich in de richting van deze verschijning. “Ik weet niet of al de vrouwen hetzelfde gevoeld hebben dan ik, zegt de heldin, maar op dat bepaald ogenblik, voelde ik me futloos.”
Welke man, in wiens bijzijn men de professionele bekwaamheden van iemand in de verf zet, zijn intelligentie, zijn humor... zal  in zichzelf geen stem horen die fluistert:”En ik? En ik?”? Hier raken we de kern van de jaloersheid - zowel van de zonde als van de kwetsuur die haar bevordert - het gemis aan zelfliefde. De jaloersheid is altijd een ondankbaarheid. Voordat men zich beschermt tegen het licht dat uit de anderen straalt, staart de jaloerse mens zich blind op zijn eigen bekwaamheid om te verlichten.

Eerder een passie dan een zonde

Mag het niet dat een ongehuwde zich gefrustreerd voelt wanneer hij aan het huwelijk van zijn beste vriend deelneemt, en jaloersheid voelt? Is het niet menselijk dat men pijn in het hart voelt wanneer men de geboorte van een vierde kindje bij de geburen verneemt, en zelf geen kinderen kan krijgen? Is de jaloersheid dan echt een zonde? Hier moeten we een scheiding maken tussen zonde en gevoelens. De afgunstige droefheid is eerst en vooral een pijn, een reactie van onze gevoeligheid: ze komt binnen zonder te kloppen, en duikt op zonder te verwittigen. De zonde begint wanneer we ons vereenzelvigen met onze pijn en wanneer we er medeplichtig aan worden. Wanneer we haar goedkeuren en haar door onze gedachten, onze woorden of door onze daden onderhouden. Deze morgen, op de markt:”Heb je ginder Martine gezien, zij is altijd opgepoetst, verzorgd, en haar drie kinderen zijn onberispelijk.- Ja, maar ze heeft een gezinshelpster en haar man verdient een fortuin. Ik weet niet of ze wel echt gelukkig is met hem...”
Jaloersheid: er is maar één woord om zowel de wonde als de zonde aan te duiden. Men kan dat betreuren. Maar doordat er maar één woord voor beide bestaat komt beter de continuïteit uit tussen de opgelopen opsluiting, die de wonde is en de toegestemde opsluiting die de zonde is.

Het tegenovergestelde van de liefde

Is het niet normaal dat men jaloers is wanneer men liefheeft? “ Niets gelijkt minder op de liefde en niets is minder in tegenstelling in hevige tegenstelling met de liefde“ antwoordt Christian Bobin, in de “La plus que vive” “Die jaloers is wil door zijn tranen en geroep, getuigen van de grootheid van zijn liefde. Hij uit slechts de oer-voorkeur  voor zichzelf die in iedereen aanwezig is (...) Het is het kleine kind in mij dat met de voeten stampt en zijn pijn doet gelden als terugbetaling.” 
De afgunst activeert opnieuw de captatieve liefde van het kind voor zijn moeder. De afgunstige verlangt de enige te zijn die bemind wordt, maar wil ook de enige bron van geluk zijn voor de andere : deze grootheidswaanzinnige eist om in het centrum te staan van de gegeven én van de ontvangen liefde. “In de jaloersheid is er meer eigenliefde dan echte liefde” zei Rochefoucauld.

Een talrijke kroost

De jaloersheid is niet enkel een zonde, maar het is een hoofdzonde. Deze “hoofd-zonde” verwekt een talrijke maar lelijke en afschuwelijke kroost: kwaadwilligheid, anderen bekladden, zelfgenoegen bij andermans leed, ontgoocheling bij hun successen, haat... Observeer maar! In een groep is het de afgunstige die elk initiatief dat niet van hem komt afbreekt. Omwille van hem verspilt men veel tijd en energie. Deze azijn-pisser is ook een van de voornaamste  opstokers tot verdeeldheid.  
Wanneer ze samenvalt met hebzucht, brengt de afgunst in de beste families verdeeldheid op het ogenblik van de erfenisregeling. Wanneer ze tot het extreem gedreven wordt, gaat ze zelfs tot moord over. 
De jonge David is maar een herder, maar hij heeft de reus Goliath gedood. Dan “kwamen de vrouwen uit alle steden van Israël(...), zij dansten en zongen;” Saul heeft er duizenden gedood, en David tienduizenden”. Koning Saul was zeer ontstemd en ergerde zich hevig aan die woorden: hij zei: ”Aan David geven zij tienduizenden aan mij duizenden; alleen het koningschap ontbreekt hem nog maar” Vanaf dat ogenblik bekeek Saul David met afgunst.”. Hij wilde hem doden ( 1Sam. 18, 6-11) De afgunst kan zelfs terzelfder tijd moord en zelfmoord teweeg brengen.

De afgunstige bedriegt zichzelf.

Voor minstens vier redenen bedriegt de afgunstige zichzelf.

  • De eerste is het schaamtegevoel. De jaloersheid is de enige van de zeven hoofdzonden waarover men niet trots gaat- behalve indien men verliefd is!
  • Van de andere kant, speelt de jaloerse een struisvogelpolitiek. De jaloersheid is altijd “gespecialiseerd”. Zij richt zich op één persoon ( een broer, een collega...), op een reeks mensen (moeders, golfspelers...) op een bepaald voorwerp ( auto’s, kleren, talenten...).
    De ontkenning is dus gemakkelijk: men hoeft enkel na te gaan op welke domeinen ik niet jaloers ben om te geloven dat ik het niet ben.
  • Een andere gemaskerde rechtvaardiging:” De afgunstigen zijn egoïsten, ze zijn op zichzelf geplooid. Ik ben vrijgevig”. Daar moeten we dieper op ingaan: tegenover wie ben ik vrijgevig?  De afgunstige is uiteraard naar de andere gekeerd... maar enkel naar diegenen die er slechter aan toe zijn dan hij. Hij kan zichzelf onmisbaar maken op voorwaarde dat hij in het centrum staat van het geluk van de andere.
  • Tenslotte, deze jaloersheid die ziekelijk kan worden en tot paranoia kan leiden verbergt meestal een kwetsuur uit de kindertijd; de zonde zet zich vast op de psychologische onvolwassenheid. “Wanneer mijn vader naar zijn werk was, kwam ik in het bed van mijn moeder liggen, vertelt Nadine Trintignant. Op het ogenblik dat zij moest opstaan - zij stond in voor het onderhoud van het huis, voor vijf kinderen, voor alles- was het voor mij telkens een vreselijk lijden. Het blijft in mijn herinnering als een geweldpleging.” Zij gaat verder:”Dit beleef ik nog steeds naar mensen toe”. Een kind dat niet genoeg bemind werd, dat in een sfeer van afgunst leeft, zal elke scheiding met haar echtgenoot ervaren als een onverdragelijke verwerping, maar zal ook de vriendschappen van haar echtgenoot beleven als een bedreiging en een verraad. “De afgunstige kan niet geloven in de goedheid van de andere, zelfs wanneer hij tekens krijgt van zijn vriendschap, zegt de exegeet Paul Beauchamp. De jaloersheid leidt ertoe dat men iedereen als een rivaal beschouwt en dat men niet meer in de liefde kan geloven.”

3.2 Hoe kunnen we van onze jaloersheid genezen?

De jaloersheid maakt ons droevig om datgene wat de andere is en om datgene wat de andere heeft: zijn begaafdheden, zijn eer, zijn rijkdom, zijn echtgenoot, enz... De jaloerse mens kan niet geloven in de goedheid van de andere, zelfs wanneer hij tekens krijgt van die liefde. Hij gaat elke mens als een rivaal beschouwen en gelooft niet in zijn liefde. Meestal zit de wortel van de jaloersheid in een verwonding opgelopen in de kindertijd. Daar is geen huichelarij  voor  nodig:, wij allen, of bijna allen, voelen soms jaloersheid in ons. Ruwweg zijn er drie persoonlijke houdingen  mogelijk: de andere bekritiseren; de andere vermijden; of de andere zegenen. Alleen de laatste houding geeft vrede. Het is meestal het resultaat van een lange strijd. Er bestaat een remedie tegen de jaloersheid....op voorwaarde dat we ze eerst erkennen.

De bijbel:  een meesteres in menselijkheid. 

De bijbel beschrijft verschillende criminele jaloerse mensen (Kain, Saül, Herodes), maar zij  geeft ons ook mooie voorbeelden van het tegenovergestelde: Mozes, Jonathan en David, Johannes de Doper....

  • Wanneer Eldad en Medad begonnen te profeteren, komt Josua ertussen opdat Mozes ze zou doen ophouden. Deze reageert met humor: ”Waarom komt u voor mij op? Ik zou willen, dat heel het volk van Jahwe profeteerde en dat Jahwe zijn geest op hen legde!” (Num. 11, 28-30)
  • In het N.T. zien we de leerlingen van Johannes de Doper die naar Jezus komen:” Rabbi, de man die met u was aan de overkant van de Jordaan en over wie Gij een getuigenis hebt gegeven: nu Hij aan het dopen is, lopen ze allemaal naar Hèm toe” ( Joh. 3, 26)

Niet minder dan vijf vergelijkingen hadden redenen tot jaloersheid kunnen zijn. Maar de neef van Jezus loopt niet in de val. Zonder zichzelf te miskennen, geeft hij aan elkeen zijn juiste plaats:”Hij moet groter worden, maar ik kleiner.”( Joh. 3, 30)

Zijn jaloersheid erkennen Deze droefheid moeten we niet ontkennen maar haar durven noemen met haar naam

Meestal brengt zij drie soorten reacties voort: depressie, schuldgevoel of opwinding. Waarom doorbladert ge steeds het jaarboek van de oud- studenten van uw faculteit aan de universiteit, en blijft ge u blind staren op de cursussen en de leeftijden? Geef toe dat ge aan het vergelijken bent en dat ge op die manier zoekt om uzelf gerust te stellen. Enkele tekens wekken onze verdenking op: doen ons dat veronderstellen.

Tekenen waardoor we ons niet kunnen vergissen:
Noch kritiek uiten, noch beschuldigen
Tegenover een nabije persoon verandert de kritiek in beschuldiging:”Gij zijt altijd afwezig”, “Gij luistert nooit naar mij” enz... De jaloerse zoals de cholerieke mens, beeldt zich in dat hij innerlijk tot rust zou komen, indien de andere zou veranderen. Dat is vals.

Vermijd te ontwijken

Dikwijls kiezen we ervoor om de persoon die de afgunst in ons oproep te ontwijken:”Het is gedaan, ik zal nooit meer op vakantie gaan met die schoonzus die alles op zich neemt, haar werk, haar kinderen, haar man... Ze geeft me te veel complexen”.
Tijdelijk afstand nemen is beter dan kwaadsprekerij en laster. Maar een bewust contact met een persoon onderhouden kan heel genezend zijn.

Aanvaarden dat de andere anders is.

Onze drang naar versmelting, doet ons geloven dat, indien we iets goeds zeggen of denken van iemand anders, dat daardoor onze eigen waarde vermindert. Wij moeten er van overtuigd zijn dat de eer die de andere ontvangt op ons zelf geen enkele schaduw werpt. Laten we ons daartegen beschutten en dit goed onderscheiden. De andere is een andere, énig, met zijn eigen talenten.

De vergelijking vermijden.

Dit is de wortel van de jaloersheid. Geef aan diegenen die uw afgunst proberen op te wekken geen macht over u.

Uw tekorten aanvaarden.

Wij moeten de illusie opgeven dat een toestand of een persoon ons ooit volledig zal voldoen. Zelfs een artiest, een genie als de schilder Raphaël was jaloers op Michelangelo... Hij was zodanig jaloers dat hij aan paus Jules II gevraagd heeft om in zijn plaats het plafond van de Sixtijnse kapel af te werken.

Zichzelf tot rede brengen.

Indien we een dag werkelijk ertoe gekomen zijn om “de beste“ te zijn, zal onze voldoening vermengd zijn met een voortdurende angst om onttroond te worden.. Eens voor goed moeten we het voor onszelf bekennen, dat er in de wereld, een persoon bestaat die datgene bezit dat ik niet heb, en dat we steeds het gevaar lopen om die persoon tegen te komen...

Onze eigenwaarde.

We moeten er bewust van worden dat onze jaloersheid een zonde van ondankbaarheid is, tegenover de waarden die in ons zijn. 

Zich laten helpen.

Wanneer de jaloersheid te pijnlijk is en de pijn te dikwijls voorkomt, moeten we niet bang zijn ons te laten helpen op het psychologische vlak: er zijn waarschijnlijk kinderkwetsuren waarop wij met onze wil alleen geen impact hebben.

Zegenen.

Wij moeten niet enkel stoppen met de waarden van de andere te minimaliseren, maar laten we aan God vragen hem te zegenen opdat hij gelukkiger zou worden.”Heer zegen die schoonzus voor al haar talenten, die Gij haar gegeven hebt, en vervul haar met uw weldaden”.Wanneer de vergelijking ons droefgeestig maakt, laten we dan God danken om het geluk van de andere en laten we Hem loven. Maar we mogen niet “maso” worden en er niet te lang blijven bij stil staan; de zegening zou kunnen overslaan en het tegenovergestelde teweeg brengen!

De gemeenschap van de heiligen

Indien dit nog niet volstaat, kan de chronische jaloerse mens een volstrekte vertroosting vinden in de meditatie over het mysterie van de Gemeenschap der heiligen. Het is waarschijnlijk, samen met het lofgebed, de beste remedie tegen de afgunst. In de hemel zullen geen jaloerse mensen meer zijn. Met een ongelooflijk geluk zullen we ontdekken dat God voor elkeen een verschillende en unieke plaats voorzien heeft. We zullen ons nog meer verheugen om de vreugde van de anderen dan om  ons eigen geluk. “In de hemel zal mijn grootste geluk, niet mijn geluk zijn, zei een mystieker, maar dat van al de anderen”.
Het is om jaloers te worden op al diegenen die er reeds zijn!