DE GIERIGHEID

Het is ons recht iets te bezitten. Het probleem begint wanneer we in bezit genomen worden door ons geld of door ons bezit. Of wanneer deze ons obsederen. Hoe kan men van een "slechte meester " een goede dienaar maken?

 

2.1. DE GIERIGHEID - DE HEBZUCHT:

 

Een jonge man verlangt in te treden in een klooster. De novicemeester ondervraagt hem om te zien of hij werkelijk beslist is afstand te nemen van alle rijkdommen van de wereld.

"Indien ge drie goudstukken hebt, zoudt ge die dan aan de armen geven"? vroeg hij hem. "Van ganser harte, Pater. En indien ge drie zilverstukken zoudt hebben? Eveneens Pater! En indien ge drie koperstukken zoudt hebben? Dan niet Pater! En waarom niet, vroeg de Pater verrast? Omdat ik die heb"

De 20 ste eeuw: de eeuw van de gierigheid?

"Het zou mogelijk zijn aan elke eeuw een hoofdzonde toe te kennen", schreef Sebastiaan Lapaque. In de 16 de eeuw, de tijd van de godsdienstoorlogen is het vooral de woede die domineert, in de 17 de eeuw, de tijd van de absolute monarchie is het de hoogmoed, in de 18 de eeuw triomfeert het liberalisme, dus de bandeloosheid, de zedeloosheid. In de 19 de eeuw kenden we de opstanden om gelijkheid te eisen, het is de tijd van de afgunst. En de 20 ste eeuw? Deze eeuw waar de waarde van het geld en het materialisme meer en meer toenemen, vinden de hebzucht en de gierigheid een plaats. De 20ste eeuw was een eeuw van de gierigheid en we verstaan best dat het de hebzucht is die achter heel wat oorlogen, slachtpartijen en rampen schuil gaat ... De andere waarden zijn ineen gestort en deze eeuw zag enkel nog de waarde van het geld: de rijkdom wordt niet meer verdeeld; die in weelde leven voelen zich niet meer verantwoordelijk voor anderen; men denkt niet meer aan de "hel" die bestaat voor de slechte rijken..."

 

Het geld is geen middel meer, maar is een doel geworden.

Thomas van Kempen beweert dat elke zonde geworteld is in een natuurlijk verlangen van de mens. Het verlangen om te bezitten maakt deel uit van onze wettige verlangens. De gierigheid bestaat niet in het bezitten van geld maar in het slecht gebruik ervan.

Van middel wordt het geld tot doel gemaakt. In de volksmond wordt er toch gezegd:"Hij heeft de middelen..." en niet "Hij heeft het doel".

Kerkvaders onderscheiden drie aspecten in deze zonde:

de gehechtheid van het hart aan het geld, dat is de echte gierigheid;

het verlangen om steeds meer goederen aan te werven dat is dan de hebzucht, de begerigheid

de hardnekkigheid in het bezit.

De Heilige Schrift is streng voor de hebzucht:" Niemand kan twee heren dienen zegt Jezus; of wel zal hij de een haten en de ander liefhebben ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon" (Mat. 6, 24). Paulus gaat nog verder:"

 

Ongevoeligheid, onrust, stelen, ontucht ...

Volgens Gregorius de Grote zijn de dochters van de gierigheid: de ongevoeligheid van het hart - zoals de slechte rijke uit het evangelie die geen hart had voor de arme Lazarus (Luc. 16/19-30); de onrust die het bezit meebrengt ( De schoenlapper van La Fontaine); het geweld dat gebruikt wordt om zich de rijkdom aan te schaffen (hoeveel gezinnen die in een goede verstandhouding leefden worden niet uiteen gerukt door de erfenis?); het stelen en zelfs het verraad (Judas Iscariot).

En dan spreken we nog niet over de droefheid van de rijke jongeling uit het Evangelie.

" A1 het goud dat onder de maan is en er ooit geweest is, is niet bij machte rust te geven aan deze vermoeide zielen" schrijft Dante in verband met de hebzuchtigen in de hel."

De hebzuchtige vernielt zijn familie:" Als kind had ik een sterk verlangen om danslessen te volgen. Maar ik mocht niet. Later ontdekte ik dat mijn vader een gepassioneerde postzegelverzamelaar was en dat al zijn geld daarin opging. Ik heb tijd nodig gehad om het hem te vergeven." De gierigaard kan zich in alles bezuinigen behalve in het domein van zijn hobby waar hij zich een onbeperkte vrijgevigheid gunt.

De hebzucht heeft ook een vernietigende invloed op de natuur, zelfs op een heel land. In een brief aan zijn familie schreef de toekomstige paus Johannes XXIII: "Een van de oorzaken van de franse nederlaag was dat ze na de Grote Oorlog met razende ogen uitkeken naar het genot van de aardse goederen." De Duitsers zijn onmiddellijk begonnen met zich beperkingen en offers op te leggen en zijn vlug sterk en machtig geworden. Het is in zekere zin een illustratie van de parabel van de tien dwaze en de tien wijze maagden uit het evangelie.

De drijfveer van de oorlog

De heilige Paulus zegt dat de wortel van elk kwaad de liefde tot het geld is (Tim. 6,10). De heilige Schrift beweert daarentegen dat de bron van elke zonde de hoogmoed is (Si. 10,10). Hoe zit het dan? De heilige Thomas van Aquino antwoordt met een onderscheiding: de hoogmoed is het doel van de doelen. Elke zonde wil het egoopblazen. De hebzucht is het eerste middel: het geld, drijfveer van elke oorlog geeft de mogelijkheid om deze verlangens in werkelijkheid om te zetten.

 

 Een "geeuwhonger van de ziel".

De zonde verblindt. De gierigaard ziet zijn ondeugd niet. Van de ene kant beschermt hij zich door zijn houding te verantwoorden. Franciscus van Sales stelde reeds vast dat deze zonde nooit gebiecht werd.

Franciscus van Sales zei: "Ge zijt gierig wanneer ge lang, vurig en met onrust dingen verlangt die ge niet bezit..." Ieder die veel geld heeft denkt nog dat hij er te weinig heeft. De kerkvaders zagen in deze onverzadigde hebzucht een "geeuwhonger van de ziel". Hoe meer de ziel zich met voedsel vult, hoe meer ze ernaar verlangt. Haar verlangens liggen altijd hoger dan datgene wat ze bezit.

 

Onrust, benauwdheid en angst.

De gierigaard slaapt nooit op zijn twee oren. Er is in hem een voortdurende onrust en angst. Het opstapelen van geld is zelden het levensdoel van een christen. Maar het is toch dikwijls zijn eerste bekommernis! En doordat het een bekommernis wordt neemt het onze geest in beslag. Uiteindelijk zal het de eerste plaats innemen en wordt het onze afgod. Jean Pliya stelt een test voor waardoor we kunnen nagaan of het geld mijn gedachten domineert. Welk is mijn reaktie wanneer ik iets gekocht heb en daarna vaststel dat het op een andere plaats veel goedkoper is? Begin ik mezelf te beklagen, is gans mijn dag om zeep, zit ik dag en nacht deze ontgoocheling te herkauwen? Of keer ik me tot de Heer om Hem te loven om wat er gebeurd is en voor de wink­elier die veel gewonnen heeft?

Het tegenovergestelde kan zich ook voordoen: Ik stel vast dat hetzelfde artikel dat ik gekocht heb elders veel duurder is. Heb ik dan geen gevoel van innerlijk genot, vreugde en voldoening en zelfs het verlangen om het aan mijn vrienden te vertellen! Jean Pliya trekt er de volgende conclusie uit:" Wat moet de H. Geest diep bedroefd zijn als Hij vaststelt dat onze gedachten zo onderworpen zijn aan het geld" Nochtans zegt de Schrift ons:"Maak u niet moe om rijk te worden en houd ermee op, uw verstand daartoe te gebruiken". (Spr. 23,4)

"Het geld is een goede dienaar maar een slechte meester" zegt de volkswijsheid. En de heilige Schrift: "Wees niet zoals de farizeen, "vrienden van het geld" (Luc. 16,14), maar "maakt u vrienden door middel van het geld". (Luc.16,9)

 

2.2 DE GEESTELIJKE GIERIGHEID

 

(De hebzucht beperkt zich niet alleen tot geld.)

De tijd:

 

Sommige personen mag men niet storen of men moet ze lang op voorhand verwittigd hebben. De H. Theresia van het kind Jezus offerde een deel van haar tijd aan God, opdat Hij er zou kunnen over beschikken volgens Zijn Wil.

 

De diensten:

 

Sommige vrijwilligers worden de eigenaar van hun verantwoordelijkheid.

"Sommige vrijwilligers geven alles ...behalve hun ontslag" zei eens een priester. Deze hebberig­heid schept een klimaat van onrust, wreveligheid, ongeduld zei Franciscus van Assisie. Een test: zoudt ge aandringen om te blijven indien men u zou vragen weg te gaan? Een oefening die ge kunt doen: Leg uw taak, uw werk elk jaar opnieuw in de handen van uw verantwoordelijke

 

Het geestelijk leven:

Johannes van het Kruis kon gemakkelijk de tekens van deze geestelijke hebzucht herkennen: hij noemt b.v. degenen die onverzadigbaar zijn in geestelijke lektuur.

 

2.3 MIDDELEN TEGEN DE HEBZUCHT

Deze ondeugd niet onderschatten.

 

Iemand die eens toegegeven heeft aan de verleiding van een kleine som geld en zo de gierigheid in zijn hart heeft wortel laten schieten mag zich aan sterkere bekoringen verwachten.

 

Herinner je de oorsprong en de finaliteit van wat je bezit.

 

Geld en eigendom komen niet van ons en zijn niet voor ons. Zeker, ze zijn te danken aan ons werk maar uiteindelijk komen ze altijd van God en zijn niet alleen bestemd voor degenen die ze verdiend hebben. Vaticanum II zegt:" De mens moet in het gebruik dat hij van de dingen maakt nooit de dingen die hij wettig bezit beschouwen als alleen maar aan hem toebehorend. Hij moet ze ook beschouwen als een gemeenschappelijk bezit in die zin dat ze niet alleen hem maar ook de anderen tot nut kunnen zijn."

 

Kijk waar je schat is ...want daar zal ook je hart zijn.

 

Franciscus van Sales zei:" Uw hart moet zijn als het nest van een arend, met een opening naar boven en ondoordringbaar voor rijkdom en vergankelijke dingen."

 

Beleef de tegenovergestelde deugden.

 

Wees edelmoedig. Geef zonder iets terug te verwachten zonder uitstel en zonder beperking. De Heilige Schrift houdt niet op te zeggen:" Stel niet uit weg te schenken van je overvloed en je overschot." (Ex. 22,28). "Geef en u zal gegeven worden... want de maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken." (Luc. 6,38) Het Oude Testament vraagt om God de tienden te schenken van zijn inkomsten (Mal. 3,6-12). Maar de dankbaarheid tegenover Christus je Verlosser, moet nog meer het motief zijn om je bijdrage aan de Kerk vast te leggen.

 

Geef in het bijzonder aan de armen.

 

De H. Basilius verwijt letterlijk de rijke die de ontmoeting met de armen ontloopt om toch maar geen aalmoes te moeten geven... "Je kent maar een woord, zegt hij :" Ik heb niets, ik geef niets want ik ben arm! Ja, je bent inderdaad arm, arm aan liefde, arm aan geloof in God, arm aan hoop op de eeuwigheid..."

 

Enkele raadgevingen:

 

Heb altijd wat geld op zak, maar geef niet aan elke arme, maar aan diegenen die jezelf op voorhand bepaald hebt...Je kan ook geven door iets van jezelf te geven, een glimlach, een vriendelijk woord "...spijtig, maar vandaag kan ik u niets geven."

Ga terug naar de wortel.

Achter de behoefte aan zekerheid zit een gebrek aan vertrouwen dat je niet wilt toegeven. Ja zelfs wanhoop t.o. de Voorzienigheid. Herinner je de parabel van de man die rijkdommen opstapelt om zich veilig te stellen:" Dwaas, zegt Jezus, nog deze nacht komt men je leven van je opeisen en al die voorzieningen die je getroffen hebt voor wie zijn ze dan?" (Lk. 12,20) Toch is de overgave aan de Voorzienigheid nooit onbedachtzaamheid geweest. Het gaat niet alleen om voorzienigheid (sparen voor de latere studies van uw kinderen) maar ook om gerechtigheid (zoveel mogelijk vermijden dat je ten laste komt van medeburgers)

 

Wees concreet in wat je geeft.

In de Regels bij het geven van aalmoezen, geeft St. Ignatius het voorbeeld van de H. Joachim en van de H. Anna :" Elk jaar verdeelden zij hun bezittingen in drie: een deel gaven ze aan de armen, een ander deel ging naar de Tempel en het derde deel diende voor hun levensonderhoud. In het begin van het jaar kan je nadenken over het deel van je bezittingen dat je gaat wegschenken aan de armen, aan de Kerk. Je kunt ook nagaan wat je gedurende een jaar niet gebruikt hebt (klederen, voorwerpen.... ) en zien in welke mate je ze nog moet houden!

Onze perspectieven omvergooien.

In plaats van te zeggen:" Ik zal geven als ik het noodzakelijke veilig gesteld heb" - wat je nooit doet want de noodzakelijke dingen slurpen de beste voornemens op - zeggen:" Ik wijd een deel van mijn inkomsten aan de Heer." Je kunt ook je kinderen hierin opvoeden door ze aan te moedigen een deel van hun zakgeld zodra ze het ontvangen hebben weg te schenken aan een goed werk. Ongehuwden, die meer belastingen moeten betalen zijn evenmin als de toegewijden vrijgesteld van de algemene wet van het geven. In het Oude Testament wordt aan de priesters gevraagd om de "tienden van de tienden" te geven (Num. 18,28-29). Dat is niet alleen maar symbolisch; Je kunt weinig bezitten en krampachtig vast houden aan je geld, of anderzijds veel bezitten maar edelmoedig en vol vertrouwen zijn.

Oefen je in onthechting.

Na de vernietigende effecten van de hartstocht voor geld te hebben opgesomd, voegt de heilige Joh. Climacus eraan toe:" Een klein vuur volstaat om veel hout te verbranden en met een enkele deugd ontsnap je aan hartstochten die we genoemd hebben. Deze deugd heet "onthechting" en wordt voortgebracht door de ervaring van God, door de voorliefde voor Hem en door de gedachte aan de rekenschap die wij zullen moeten afleggen in het uur van onze dood.

 

Door Pascal Ide en Luc Adrian in Famille chrétienne